
Religieuzen zijn verenigd in religieuze gemeenschappen of instituten. In het kerkelijk recht gebruikt men de term 'instituten voor Godgewijd leven'. Afhankelijk van de aard en de traditie van een instituut spreekt men van een orde, een congregatie, een sociëteit, een seculier instituut... De leden van een religieuze gemeenschap wonen in een klooster. Overeenkomstig de eigenheid van een gemeenschap en haar geschiedenis spreekt men van een abdij, een priorij, een monasterium, een convent... In een aantal gevallen zijn kloostergemeenschappen autonoom. In andere gevallen is er een min of meer sterke band tussen kloosters van eenzelfde instituut. Men spreekt dan van een generalaat of een provincialaat, een moederhuis, een bijhuis of een filiaal... om de onderlinge afhankelijkheid tussen de kloosters van eenzelfde orde of congregatie aan te duiden. Medio 2022 zijn er in Vlaanderen 256 autonome ordes en congregaties die samen de Unie van Religieuzen van Vlaanderen (URV) vormen. Afhankelijk van hun specifieke levenswijze en opdracht binnen de Kerk kennen we: |
|