EEN HUIS VAN BARMHARTIGHEID

De kerk in Mongolië volgens paus Franciscus

Venster op de wereld – Mongolië  (Golfslag)

Mongolië

Het zal de lezer van Golfslag niet ontgaan zijn: van 31 augustus tot 4 september was paus Franciscus te gast in Mongolië. Niet dat de Vlaamse massamedia er veel aandacht aan besteed hebben, maar Kerknet heeft wel zijn uiterste best gedaan om zijn lezers te laten aanvoelen wat dit bezoek voor de mensen ginds en de paus zelf betekend heeft. Zijn algemene audiëntie van 6 september stond in het teken van deze ervaring. Hij vertelde de aanwezigen dat hij heel veel deugd beleefd had aan de reis, voor hem een ware verrijking op relationeel, intellectueel, spiritueel en missionair vlak. Ik nodig de lezer uit om op zijn of haar beurt een en ander op te steken van dit volk en de katholieke geloofsgemeenschap die er haar weg zoekt, zij het vanop afstand. Zelfs dan zal het deugd doen! Een reisverslag wordt dit artikel niet, wel een duiding van de aanwezigheid van de kerk in Mongolië. De paus wijst er af en toe op dat evangelisatie geen ledenwerving is en gedurende deze reis zette hij dat extra in de verf. Wat houdt dat concreet in? Hoe komt het dan dat er toch een nieuwe, zij het numeriek zeer bescheiden, katholieke gemeenschap ontstaan is? In een artikel is het mogelijk een globaal en toch enigszins concreet beeld te schetsen, wat in toespraken gedurende een pausreis beduidend minder het geval is. Echt in detail treden kan ook hier niet, toch durf ik hopen dat de lezer iets dichter bij de deugddoende ervaring kan komen waarvan Franciscus zichtbaar genoten heeft.

China

Vijf eeuwen vóór onze jaartelling vermeldden enkele Chinese geleerden in een tot op vandaag bewaard document een voor hen onbekend volk dat Turks sprak en over een gebied heerste dat min of meer overeenkwam met het huidige Mongolië. Het bleef bij die ene vermelding tot de administratie van de Tang-dynastie (7de eeuw van onze jaartelling) begon te waarschuwen voor de Mongolen, onbekende nomadische stammen net buiten de grenzen van China. Europa ‘ontdekte’ die pas echt in de 13de eeuw. Temujin, een prins, was erin geslaagd deze stammen tot een volk te verenigen en werd tot Genghis Khan of Opperste Heerser uitgeroepen. Bij zijn dood in 1227 liet hij een enorm imperium na dat zich uitstrekte van Beijing tot de Kaspische Zee. Zijn kleinzoon slaagde erin om heel China te veroveren en stichtte de Yuan-dynastie. Het huidige Hongarije was de westelijke grens van zijn rijk en Sumatra de oostelijke. De eerste Yuan keizers waren uitzonderlijk bekwame bestuurders. Ze bouwden een indrukwekkende infrastructuur op die de handel in het grote rijk wind in de zeilen gaf. De economie bloeide als nooit tevoren en het was goed leven voor de onderdanen van het hele imperium. De leiders gaven tezelfdertijd blijk van een grote openheid op diplomatiek vlak, wat gepaard ging met het uitnodigen van geleerden uit andere windstreken. Dit is het China en Mongolië dat indruk maakte op Marco Polo en een aantal westerse tijdgenoten zoals Willem van Rubroeck. Het mooie liedje duurde echter niet lang. Veralgemeende corruptie deed een en ander in het honderd lopen. In 1350 werd de Yuan-dynastie omvergeworpen en de Mongolen uit China verdreven. Het begin van een lange periode van stagnering.

In de 17de eeuw werden de rollen omgekeerd. Mongolië werd door China ingelijfd. De Qing-dynastie maakte er een wingewest van, wat ze ook met de andere delen van hun rijk deden. Dat leidde tot een revolte en de Qing werden in het begin van de 20ste eeuw verdreven. Mongoolse prinsen riepen in 1911 de onafhankelijkheid uit, wat niet naar de zin van de nieuwe keizer was. Hij zette hen onder druk en wilde dat ze China uitnodigden om Mongolië te besturen. Zij keerden zich echter tot Moskou en met de steun van de Sovjet-Unie konden ze een deel van hun grondgebied bevrijden. Zo zag op 26 november 1924 de Volksrepubliek Mongolië het licht. Het andere kwam onder Chinees bestuur en werd daar courant Binnen-Mongolië genoemd, Buiten-Mongolië was dan de volksrepubliek. De Mongolen zelf deelden die zienswijze niet, voor hen was er maar één Mongolië, al moesten ze toegeven dat een deel ervan nog ‘bezet’ was. Men mag dan duchtig over benamingen gediscussieerd hebben, geen van beide gebieden was vrij. De volksrepubliek was formeel onafhankelijk, in werkelijkheid was het een satelliet van de Sovjet-Unie.

Rusland

In tegenstelling met de Chinese machthebbers beschouwden de Sovjetleiders Mongolië niet als een wingewest. Er werd in de economie geïnvesteerd en nog geen klein beetje. Neem nu de spoorweg die Rusland met China verbindt. Daarvan profiteerden natuurlijk in de eerste plaats beide grootmachten, maar de handel in Mongolië deed er eveneens zijn voordeel mee. De kwaliteit van de kleinveestapel werd gevoelig verhoogd, in het noorden werd de landbouw gemoderniseerd en er werd een begin gemaakt met de mijnbouw. Heel wat middelen gingen naar het onderwijs. De gevolgen daarvan zijn tot op vandaag zichtbaar: er zijn procentueel veel minder ongeletterden in Mongolië dan in de meeste andere Aziatische landen. Dat ging ten koste van het sierlijk traditioneel alfabet dat door het cyrillische vervangen werd, maar daar zijn enkel een aantal geprivilegieerden rouwig om. Het is nu eenmaal veel makkelijker om te leren lezen en vooral schrijven met het nieuwe alfabet.

Het Sovjetsysteem had ook zijn nadelen. Alles werd vooraf in detail gepland en daar mocht niet van afgeweken worden. De doelen halen lukte meestal, zij het na een min of meer grondige bewerking van de officiële rapporten. Maar ook in de andere richting mocht het officiële pad niet verlaten worden. Doelen overtreffen werd gezien als een blamage van de alwetende leiding van de partij. Geen plaats dus voor creativiteit. Zo goed als niemand waagde er zich aan, want dat betekende moeilijkheden. Na een paar decennia liep alles vast. De verstedelijking stopte en het nomadenleven kabbelde verder zoals het altijd gedaan had. Mensen hielden zich vooral bezig met het zoeken naar plaatsen waar het vee kon grazen (schapen, geiten, paarden en kamelen). Ze leefden in hun typische tenten (joert) die tegen de kou voldoende beschutting boden, maar verder weinig comfort. De modernisering van de landbouw leverde weinig op, ook al omdat het uiterst strenge klimaat enkel de verbouwing van aardappelen en granen toelaat. Regen is schaars, de temperaturen extreem, de wind ongenadig… Zelfs bomen hebben het altijd al heel lastig gehad en groeien uiterst traag als ze al in leven blijven. Slechts 1% van de immense oppervlakte van het land komt in aanmerking voor rendabele landbouw. De industrie bleef eveneens aanmodderen. Hout, wol en leder werden verwerkt in kleine ateliers. De mijnbouw bleef in de beginfase steken, al waren er volop mogelijkheden: steenkool, koper, tin, ijzer, zink, enz. Mensen kregen de indruk dat de tijd stil was blijven staan. Erg vonden de meesten dat niet, ze konden niet vermoeden dat iets anders mogelijk was.

Mongolië

Vrijwel onmiddellijk na de val van de Berlijnse muur in 1989, hernamen de satellietstaten van de Sovjet-Unie hun vrijheid. Mongolië deed dat formeel in 1990, de officiële naam luidde niet langer Volksrepubliek Mongolië, maar kortweg Mongolië. De communisten bleven voorlopig aan de macht en het duurde tot 1992 voor er in de praktijk verandering te merken viel, dan pas waren de laatste sovjetsoldaten uit het land vertrokken. Tijd dus om een eigen koers te varen. Niet makkelijk voor een nergens aan zee grenzend land dat bovendien nog tussen twee imperia geprangd zit. De inwoners van het nieuwe onafhankelijke Mongolië waren er beter aan toe dan hun volksgenoten in het nog door China bestuurde gedeelte. Deze laatsten waren veruit in de minderheid in het gebied dat ze als het hunne beschouwden. In zuiver imperiale stijl had China er in de loop der jaren massa’s Han ondergebracht die ervoor zorgden dat een hereniging zo goed als uitgesloten was. Politiek vrij, zeker, maar nog geen natie die door de andere gerespecteerd wordt. Het was van meet af aan voor iedereen duidelijk dat een voorzichtige koers noodzakelijk was.

Wanneer een land opnieuw onafhankelijk wordt, moet het de eigen identiteit op de voorgrond brengen. Niet eenvoudig voor een volk dat prat gaat op zijn lange geschiedenis, met enkele eeuwen om heel trots op te zijn en vele andere waarover men liever niet meer praat. Eén dimensie is er altijd geweest en wordt unaniem als kenmerkend ervaren: het nomadenbestaan. Mensen zijn voortdurend op weg, dat brengt een grote variëteit aan ontmoetingen met zich mee, wat tegelijk de openheid voor het ‘andere’ bevordert en de eigen traditie tot haar recht laat komen. Het Tibetaans boeddhisme, hoewel gedurende decennia tot de clandestiniteit veroordeeld, kleurt eveneens de identiteit van het Mongoolse volk. Nu kan het opnieuw in de openbaarheid treden en iets meer dan de helft van de inwoners bestempelt zichzelf als boeddhist. De invloed van China op het dagelijks leven mag evenmin onderschat worden, vooral de koopmanskunst wordt heel creatief beoefend.

De stedelijke centra met hun troosteloze grote gebouwen doen onvermijdelijk aan de Sovjet-Unie denken. Niet alleen de architectuur, maar ook het leven zelf wordt nu aan allerlei nieuwe invloeden onderworpen, vooral uit Azië en het Westen. De vrije markt heeft zijn intrede gedaan, wat niet gezegd kan worden van de regels die ermee moeten gepaard gaan. Voor sommigen een zegen, voor anderen een vloek! Familiestructuren komen onder druk te staan, het individualisme steekt overal zijn kop op. Dat komt bovenop een uit de sovjettijd geërfde plaag: het alcoholisme. Wie dronken thuis of op straat ligt, kan voor zijn kroost niet zorgen, vandaar het groot aantal straatkinderen en verwaarloosde jongeren. Spontaan komt de goegemeente hen niet te hulp. Ze worden integendeel gestigmatiseerd. De regering probeert hen op te vangen, maar dat wil niet zo goed lukken. Een helpende hand zou uiterst welkom zijn.

Kerk

De bestuurders van Mongolië kunnen zich geen agressief nationalisme veroorloven. Ze moeten goede relaties onderhouden met hun twee grote buren en dan mijmer je beter niet luidop over onderdrukking of kolonialisme in het nabije of verre verleden. Zelfs wanneer je ‘braaf’ bent, moet je voorzichtig blijven terwijl je er toch voor zorgt dat anderen jouw aanwezigheid waarderen. De kans ongemerkt ‘opgeslokt’ te worden is minder groot wanneer sommigen je zullen missen. Vandaar de dringende noodzaak om diplomatieke relaties aan te gaan en uit te bouwen met landen die er toe doen in de wereld. Die staan echter niet te springen om een economisch en strategisch oninteressante partner toe te voegen aan hun kring van bevriende naties. Die afwachtende houding brengt de communistische regering ertoe om in 1992 gesprekken aan te knopen met het Vaticaan.

De Mongoolse leiders gaan ervan uit dat Vaticaanstad door niemand als een bedreiging ervaren wordt, maar toch algemeen als een diplomatiek zwaargewicht aangezien wordt. Altijd interessant wanneer je jouw eigen netwerk wil uitbouwen. In de loop van de gesprekken blijkt vrij snel dat Vaticaanstad niet veel meer is dan een constructie van internationaal recht. Je knoopt er geen diplomatieke relaties mee aan, dat doe je wel met de Heilige Stoel, het bestuur van de katholieke kerk wereldwijd en uiteraard ook van Vaticaanstad, haar hoofdzetel. Om die kerk is het uiteindelijk te doen en die telt meer dan een miljard leden. Niet zo klein dus. De hele constructie is zo opgezet dat een ambassade van de Heilige Stoel (een nuntiatuur) in de eerste plaats de banden tussen de plaatselijke geloofsgemeenschap en de leiding van de universele kerk aanhaalt en in dat kader ook die van het land waarvan die lokale kerk deel uitmaakt. In Mongolië zijn er echter geen katholieken! Vandaar de uitnodiging van de communistische regering om missionarissen te sturen! Dan zijn diplomatieke relaties wel mogelijk. Voor het Vaticaan een kans om een project nieuw leven in te blazen dat zeventig jaar geleden opgeborgen werd wegens de oprichting van de volksrepubliek. In die tijd werd de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria (Scheut) gevraagd om een missie te openen in ‘Buiten-Mongolië’. De scheutisten waren al een vijftigtal jaar aan het werk in het Mongolië onder Chinees bestuur. Ze kenden de taal en de gewoonten. Een logische keuze dus, maar de volksrepubliek zorgde ervoor dat de missionarissen nooit konden afreizen. Het dicasterie voor de Evangelisatie klopt dus opnieuw bij Scheut aan. Dit keer moet het lukken, de communisten van nu zijn niet die van toen!

Beginjaren

In 1992 komen de eerste drie missionarissen al aan in Ulaanbaatar, de hoofdstad van Mongolië. Niet dat ze uitbundig verwelkomd worden, maar ze kunnen zonder veel moeilijkheden een onderkomen vinden en aan de slag gaan. Denk daarbij vooral niet aan openbare preken die massa’s volk op de been brengen of de bouw van een kerk. Zo gaat dat in romantische verhalen, niet in werkelijkheid. De eerste opdracht bestaat erin Mongools te studeren aan het taalinstituut van de universiteit. Hard maar doenbaar voor de jongste, voor de oudsten zal het een lijdensweg blijven. In de taalschool ontmoeten ze vooral jonge mensen, Mongolen en buitenlanders. Banden worden gesmeed, gewoon, zonder agenda. De missionarissen zijn blij met de aandacht van de jonge mensen. Bevrijd van het alziend oog van de veiligheidsdiensten, willen ze iets meer te weten komen over en van die vreemdelingen die hun taal komen leren. Wie zijn ze? Wat zoeken ze bij ons? Hoe leven ze? Zelf studeren ze aan hetzelfde instituut Engels. Niets zo interessant als een vreemdeling om jouw Engels op uit te proberen!

Het duurt niet lang voor men in de ambassades[1] verneemt dat er katholieke priesters in het land zijn. Missionarissen nog wel die zullen blijven! Zo worden al snel zondagsvieringen georganiseerd in het appartement van de missionarissen voor de kleine buitenlandse geloofsgemeenschap. Na een tijdje worden sommige nieuwsgierige jonge Mongolen uitgenodigd. Sommigen vinden die bijeenkomsten interessant en willen iets meer te weten komen. Anderen vinden het een beetje een bizarre bedoening, maar leerrijk en daarbij blijft het. Af en toe gaat ook een professor in op een uitnodiging. Met hem of haar kan gepraat worden over het Tibetaans boeddhisme, met de meeste jongeren lukt dat minder goed. Ze zijn er niet mee vertrouwd.

Gemeenschap

De jongeren die zich het meest voor de missionarissen interesseren, voelen zich niet helemaal thuis in hun eigen omgeving. Ze zijn op zoek naar meer zingeving en diepgang, een ruimte waar ze zichzelf kunnen zijn en tot volle ontplooiing komen. Het klassieke profiel van de migrant en de bekeerling! Ze kunnen moeilijk hun onbehagen onder woorden brengen. Aan de maatschappij schort zeker een en ander, maar ze stellen vooral zichzelf in vraag. Wat voor leven leiden wij? Waar willen we in de toekomst heen? Hoe word je echt gelukkig? Wat hen het meest intrigeert is de aandacht van de missionarissen voor de straatkinderen. Hoe kom je daar als vreemdeling toch bij, terwijl wijzelf ze als ongedierte beschouwen? Een gebaar van vriendschap tegenover het Mongoolse volk zien ze er wel in en enkelen bieden aan om een beetje te helpen bij de soepverdeling. Ze gaan ook in gesprek met elkaar en met de missionarissen. Voor beide groepen was het zelfs een ideaal taalpracticum, de een kon zijn Engels oefenen, de ander zijn Mongools, vertelde een van de deelnemers mij jaren later[1].

Op die manier ontstaan de eerste kleine reflectiegroepen rond de vragen van deze jongeren, het evangelie waarnaar de missionarissen frequent verwijzen en de situatie in Mongolië waarover ze graag meer zouden vernemen. De leden van deze groepen gaan een keer per week straatkinderen opzoeken in de onderaardse gangen waardoor de reuzepijpen voor de centrale verwarming van de hoofdstad lopen. Dat voelt aan als een bekering, een andere manier van leven en denken. Een van hen vertrouwde me toe: Wanneer ik vroeger een van deze kleine duivels te pakken kreeg, dan kon hij zich aan een flink pak rammel verwachten en zie me hier nu staan met mijn pollepel! Dat besef is fundamenteel. Zij vragen om bij de gemeenschap te horen die Jezus Christus volgt om zoals hij de zorg van zijn Vader te delen voor alle mensen, in de eerste plaats voor wie uit de boot zou vallen. Na ongeveer twee jaar laten een tiental jongeren en een volwassen vrouw zich dopen. De kerk heeft wortel geschoten in Mongolië.

Groei

Rond dezelfde tijd kan men een grotere ruimte verwerven, wat de hele geloofsgemeenschap toelaat om wekelijks samen te komen: Mongolen en mensen uit de ambassades. Voor beide groepen staat de eucharistie centraal. De jongeren geven zelfs aan dat de zondagsviering een grote aantrekkingskracht op hen uitoefent. Zij nemen volop deel aan de voorbereiding en het gebeuren zelf. Gezien zij de enigen zijn die geen moeite hebben met het Mongools, wordt hen veel meer toevertrouwd dan elders het geval is. Het klassieke patroon van de missionaris die ‘onderwijst’ en de gelovige die ‘leert’ wordt spontaan doorbroken. Allen dragen iets bij en allen ontvangen iets. Dat maakt van deze heterogene groep een hechte gemeenschap.

Stilaan en dankzij de steun van katholieke gemeenschappen uit alle continenten wordt de kerk institutioneel uitgebouwd. Andere missie-instituten, in de eerste plaats de zusters van de Jacht van Heverlee, sturen kleine teams naar het land. Elk draagt bij volgens het charisma van het instituut, maar altijd met bijzondere aandacht voor de zwaksten. Zo zijn er verschillende werken voor straatkinderen, een technische school voor wie anders geen vorming kan genieten, meerdere kleinschalige sociale buurtwerkingen, een boerderij en zelfs een heus centrum voor Mongoolse studies in samenwerking met de volksgenoten aan de Chinese kant van de grens. Er zijn op dit ogenblik ongeveer 1.300 Mongoolse katholieken over 7 parochies verspreid, 75 buitenlandse missionarissen en twee Mongoolse priesters, uit de eigen gemeenschap voortgekomen. Kardinaal Giorgio Marengo, een missionaris van Consolata (Turijn, Italië), is de apostolische prefect[1]. Een immens verschil met de eerste jaren, maar toch een numeriek uiterst bescheiden groep, zelfs in een land dat maar 3,3 miljoen inwoners telt. Hier wordt het evangelie fluisterend doorgegeven, zegt kardinaal Marengo. Komt heel bekend voor in Azië! Toch is de invloed van deze kleine gemeenschap op de publieke opinie niet in verhouding tot haar bescheiden omvang. In de loop van haar dertigjarig bestaan is de houding tegenover de uitgeslotenen fundamenteel gewijzigd van ronduit vijandig naar enigszins barmhartig, tenminste in de hoofdstad. Heel wat ngo’s en burgerinitiatieven die niets met de kerk van doen hebben, zijn ondertussen in de hoofdstad aanwezig. In 1993 was het not done, nu is het in. Dat is evangelie, goed nieuws voor de wereld!

Democratie

Deze al te korte schets van Mongolië en de kerk die er onlangs ontstaan is, kan de lezer helpen om de toespraken van paus Franciscus echt te smaken. Ze zijn te vinden in verschillende talen op de website van het Vaticaan[1]. Bij wijze van voorgerecht ga ik hier wat dieper in op een paar passages. Belangrijk om weten is dat de paus de kerk in Mongolië wilde laten aanvoelen dat ze echt deel uitmaakt van de universele kerk en dat ze nu even in het centrum aller aandacht stond. Nu is de aandacht van iedereen op jullie gevestigd, en of er iets te leren valt! In zijn toespraken voor de politieke leiders, herhaalt hij af en toe dat het land een democratie is. Niet evident in dit deel van de wereld, maar geheel in de lijn van het grootse verleden van het Mongoolse volk. Ook hiervan kan de rest van de wereld een en ander leren.

De paus dankt de politieke leiders van het land voor de uitnodiging, wat niet alleen geldt voor zijn reis, maar ook en vooral voor de komst van de kerk. Het Mongoolse volk weet wat op weg gaan betekent, dat zal zeker leerzaam zijn voor de paus zelf en allen die ter plaatse en langs de media getuige zijn van deze ontmoeting. Dan volgt een verwijzing naar het begin van de diplomatieke relaties tussen Mongolië en de Heilige Stoel van dertig jaar geleden. Een goede reden om het bezoek van Giovanni di Pian del Carpine in 1246 aan Güyük, de derde Khan, in herinnering te brengen. Hij bracht een brief van paus Innocentius IV mee. Het antwoord van de Khan in sierlijk traditioneel Mongools schoonschrift wordt tot op vandaag in de Vaticaanse musea bewaard. Een facsimile, met de laatste technieken vervaardigd, wordt aan de huidige president, Ukhnaagin Khürelsükh, aangeboden als teken van vriendschap. Daarmee is de toon gezet.

Daarna volgen enkele beschouwingen over het nomadenleven in dit weidse landschap, wat onvermijdelijk tot de ontdekking en het koesteren van ruime horizonten leidt. Wie zo hecht verbonden leeft met de natuur, draagt er ook goed zorg voor. De mensen maken er immers deel van uit, hun bestaan hangt ervan af. De voorname plaats van de joert wordt daarna in de verf gezet als symbool van het land en zijn ontwikkeling. Mongolië is een democratie die zich sterk inzet voor de vrede. De ruimdenkendheid, geërfd van de grote Khans, is daarbij een troef: alles in zijn context plaatsen, tegenslagen relativeren en de vrede als het grote doel voor ogen houden. Dat is de boodschap, samengevat in het gezegde: De wolken drijven voorbij, de hemel blijft. Bovenaan de joert vindt men een opening, een venster op de hemel, teken van de eerbied voor stilte en innerlijkheid en van het harmonieus samengaan van meerdere religieuze tradities. In dit verband herinnert Franciscus aan de dienende rol van de kerk in de maatschappij. Vandaar het motto van deze reis: Hopen, dat doen we samen!

[1] Klik gewoon Francesco, viaggi, 2023. Ga in de lijst naar 31 agosto – 4 settembre, Ulaanbaatar en klik op de gewenste taal.

Barmhartigheid

Gedurende zijn reizen houdt de paus altijd een toespraak voor de bisschoppen, priesters, religieuzen en alle pastorale medewerkers. In de kathedraal van Ulaanbaatar wordt hij opgewacht door 2.000 ‘medewerkers’, meer dan er gelovigen zijn! Er zijn natuurlijk bezoekers uit de buurlanden, bisschoppen en priesters, maar geen duizend. In Mongolië is elke gelovige een geëngageerde medewerker, anders vraag je toch niet om gedoopt te worden! Toegegeven, er zijn enkele mensen die afgehaakt hebben of niet veel uitrichten, maar dat zijn er weinig. Dat heeft een grote indruk gemaakt op Franciscus. Vandaar een toespraak over het kleine dat enorm veel kan betekenen; een nadeel is het niet, wel een troef! De klassieke categorieën van Rome worden hier op hun kop gezet en daar is hij niet rouwig om.

Ook ditmaal geen belerende toon. De paus heeft die lange reis naar een numeriek uiterst bescheiden lokale kerk gemaakt om eens te proeven van haar ervaring, zo kan hij zelf ondervinden hoe het geloof smaakt in dit land. Na een korte evocatie van de beginjaren van de kerk, stelt hij dat ze ontstaan is uit de contemplatie van het aangezicht van Christus. Zo hebben ook de eerste christenen het ervaren en zij zijn daarom uiterst blij wanneer de paus het heeft over de vele caritatieve werken als een weerspiegeling van het gelaat van de barmhartige Christus. Dankzij hun zoeken naar diepgang werden zij door de Heer geraakt en zijn ze naar de ondergrondse galerijen van de centrale verwarming getrokken. Zij hebben geen moeite om te begrijpen wat de paus bedoelt wanneer hij zegt dat het evangelie niet groeit door ledenwerving, maar door getuigenis.

Op de laatste dag van zijn reis wordt Franciscus gevraagd om het Huis van barmhartigheid in te wijden, een nieuw sociaal centrum volledig gedragen door de Mongoolse gelovigen[1]. Het is de bedoeling er een coördinatieorgaan van te maken voor het caritatieve werk van heel de kerk. Eigenlijk, zegt Franciscus, is de kerk wezenlijk een huis van barmhartigheid. De meeste medewerkers zijn onbezoldigde vrijwilligers, katholieken en anderen. De paus spreekt de wens uit dat gelovigen van andere godsdiensten en niet-gelovigen bij het beleid zullen betrokken worden. Eigenlijk gaat het hier om de ontwikkeling van de hele maatschappij. Je bereikt geen hoge graad van beschaving als je veel rijkdom verwerft en tentoonspreidt, maar wanneer je zorgt voor het welzijn, de gezondheid, de vorming en de groei van de hele bevolking. Om dat te doen hoef je niet rijk te zijn, je moet wel het hart op de juiste plaats hebben.

De reis wordt afgesloten met een welgemeend bayarlalaa voor iedereen. Een woord dat hij zowat overal herhaald heeft. Het wordt vertaald door dank u. Letterlijk betekent het: dit stemt tot vreugde. Met dat gevoel heeft Franciscus de terugreis naar Rome aangevat.

Eric MANHAEGHE

[1] Vooral van landen uit het voormalige Oostblok zoals Polen, Roemenië; ook uit India, Zuid-Korea en een aantal andere Aziatische landen. Onder hun diplomaten en administratief personeel zijn er enkele katholieken.

[2] Als lid van het Algemeen Bestuur van Scheut te Rome bezocht ik mijn confraters in Mongolië in november 2000. Een gelegenheid om de kleine gemeenschap en de andere missionarissen te ontmoeten. Ik put onder andere uit mijn reisnotities van toen voor de redactie van dit artikel.

[3] Ik beperk mij in dit artikel tot een korte beschrijving van het prille begin. Die vindt de lezer niet in de vele overzichten online (Vaticaan, Wikipedia, enz.) Voor meer details over de huidige werking van de Kerk in Mongolië en de manier waarop ze tot stand kwam zie: http://www.catholicchurch.mongolia.mm

[4] Klik gewoon Francesco, viaggi, 2023. Ga in de lijst naar 31 agosto – 4 settembre, Ulaanbaatar en klik op de gewenste taal.

[5] De andere initiatieven worden grotendeels door de missie-instituten en buitenlandse weldoeners gefinancierd. Soms doet de staat eveneens een duit in het zakje, dat zal ook het geval zijn voor het nieuwe centrum, al blijven de katholieken van het land er wel de beheerders van.